Kijken doe je met je ogen. Hier komt de visuele informatie binnen en worden lichtprikkels omgezet in zenuwimpulsen. De zenuwimpulsen worden doorgestuurd naar specifieke gebieden in de hersenen die het mogelijk maken om te zien. Zien doe je met je hersenen, hier wordt de informatie verwerkt en opgeslagen.
Het komt nog te vaak voor dat kinderen waarvan gedacht wordt dat ze goed kunnen zien, dit niet kunnen.
Als er moeilijkheden zijn met de visuele vaardigheden dan kan dat problemen geven op het gebied van lezen, spellen, rekenen, ruimtelijk (in)zicht en het begrijpen en verwerken van informatie en concentratieproblemen.
Zelfs op een intelligentie test kan een kind performaal lager scoren door problemen met de visuele vaardigheden.
Bij het leren is een goede oogfunctie heel belangrijk, omdat 80% van alle informatie die wij opnemen via de ogen gaat. Soms wordt er te snel gesproken over dyslexie of, dyscalculie, terwijl er sprake is van een slechte oogfunctie. Veel leesmoeilijkheden zoals dubbelzien, omkeringen en moeite met concentreren kunnen het gevolg zijn van problemen met het zien.
Heeft het kind moeite met dichtbij taken omdat het niet lang kan convergeren (kijken naar een punt dichtbij) dan ontstaat een instabiel beeld. Het beeld dat binnen komt is erg verwarrend voor het kind want tijdens het lezen veranderen de letters of woorden van plaats. Het kind wordt hier onrustig van en dit wordt vaak gezien als een concentratieprobleem.
Een zwakke ooghandcoördinatie, wordt zichtbaar bij een onregelmatig handschrift en het niet kunnen schrijven en/of kleuren tussen de lijnen. Het sturen van de hand is afhankelijk van de oogbesturing.
Wanneer de oogsamenwerking niet goed is, schuiven de beelden van het rechter- en linkeroog niet goed over elkaar heen. De hersenen nemen de twee beelden niet als een stabiel beeld waar. Het beeld gaat bewegen en kan wazig worden. Kinderen hebben niet in de gaten dat dit niet goed is, omdat ze niet anders weten. Met flink wat inspanning kan er soms één beeld gemaakt worden. Dit kan leiden tot vermoeidheid, hoofdpijn, branderige ogen, lees- en concentratieproblemen.
Algemene klachten:
- Vermoeidheidsverschijnselen na inspanning.
- Hoofdpijn, oogpijn of leesogen.
- Branderige ogen.
- Droge ogen.
- Lusteloosheid, vermoeid uit school komen.
- Gevoelig voor (zon)licht.
- Ongeluksgevoelig, snel stoten of struikelen.
- Faalangst.
- Hoofdpijn tijdens het kijken van 3D films.
Klachten bij sport/lichaamsbeweging:
- Balans en evenwicht zijn verstoord.
- Zwakke oog-handcoördinatie.
- Slechte inschatting en/of timing om de bal te vangen.
- Bal niet zien aankomen.
Klachten bij sport/lichaamsbeweging:
- Vermoeid uit school komen.
- Niet netjes schrijven op de lijnen.
- Tong uit de mond bij schrijven.
- Slordig handschrift.
- Aanwijzen van de regel met de vinger met lezen.
- Hakkelend lezen.
- Lezen niet leuk vinden, behalve dit liggend willen doen. Dan ontspannen de ogen meer en lukt het wel.
- Lezen kost veel energie.
- Zwak tekstbegrip.
- Zwak in contextsommen.
- In ogen wrijven tijdens het lezen en/of schrijven.
- Hoofd niet recht houden tijdens lezen en/of schrijven.
- Niet horizontaal kunnen schrijven op een blanco vel.
- Spaties tussen geschreven woorden zijn onregelmatig.
- Concentratieproblemen.
- Gedragsproblemen; bij ADHD’ers kan ten onrechte een diagnose gesteld worden, omdat ze gewoon niet zolang naar de letters kunnen kijken.
- Rekenproblemen, zoals niet het verschil kunnen onderscheiden tussen ‘+’ en ‘x’.
- Zeer beperkt ruimtelijk inzicht van getekende drie-dimensionale lichamen op een plat vlak.
Onderzoek
De oogfunctie wordt o.a. getest met behulp van een Bioptor, een visueel meetinstrument. Bij het testen van de visuele vaardigheden wordt er gekeken naar het richten van de ogen, de oogsamenwerking, de bewegende waarneming en de informatieverwerking. Het gaat hierbij om het zien met beide ogen en of de beide hersenhelften goed samen kunnen werken zodat een goed beeld gevormd kan worden. Daarnaast vindt er altijd een visuomotorisch onderzoek plaats. Er wordt dan onder andere gekeken naar de oogvolgbewegingen, het convergeren en accommoderen. Tevens vindt er een screening op reflexrestanten plaats. Indien er nog reflexen actief zijn is het aan te bevelen om deze eerst te integreren anders blijven ze het leren in de weg staan.
Met de gegevens uit het visuomotorisch onderzoek wordt er een gericht oefenprogramma voor het kind opgesteld. Door het oefenen leert het kind beter te zien, zodat het mogelijk wordt om informatie op een efficiënte manier te verwerken.